Het verzwijgen van schenkingen en het doen alsof informatie niet is ontvangen heeft in deze casus de legitimaris veel geld gekost. Aan de orde is een eiseres die door haar moeder is onterfd en zij beroept zich op haar legitieme portie. De broer van eiseres is executeur. Hij is de gedaagde in deze procedure.

De executeur heeft de waarde van de nalatenschap van erflaatster berekend op € 34.551,-. Op 7 juli 2016 heeft hij hiervan één vierde deel, namelijk € 8.637,-, bij wijze van legitieme portie aan eiseres overgemaakt. Eiseres heeft dit bedrag per ommegaande teruggestort. Eiseres had zelf haar legitieme portie berekend op € 124.499,16.

Van belang in deze uitspraak is dat de executeur aanvoert dat eisers in strijd handelt met de waarheidsplicht zoals neergelegd in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door opzettelijk informatie achter te houden of de rechtbank verkeerd voor te lichten. De executeur stelt zich daarbij op het standpunt dat de rechtbank de vorderingen van eiseres dient af te wijzen vanwege deze onwaarheden. Volgens de executeur heeft eiseres in de procedure voor de kantonrechter en in de kortgedingprocedure doen voorkomen alsof zij de zogenoemde verantwoordingsbrief van de executeur van 7 oktober 2015 niet heeft ontvangen – waarin hij inzicht geeft in de samenstelling van de nalatenschap en uitleg geeft over de kosten – terwijl zij wel bekend blijkt met deze brief nu zij deze zelf bij de dagvaarding heeft overgelegd (productie 5 bij de dagvaarding). Ook heeft zij stukken (die zij van de executeur heeft ontvangen) in het geding gebracht met weglating van belangrijke punten of bladzijden waarmee zij bewust een verkeerd beeld schetst. Verder laat zij na de giften die zij van erflaatster heeft ontvangen in mindering te brengen op haar legitieme portie.

De executeur heeft een overzicht gemaakt van alle schenkingen die erflaatster heeft gedaan. In een veel eerder stadium is dit overzicht al naar eiseres gestuurd. De rechtbank stelt aan de hand van de producties bij de dagvaarding vast dat eiseres het inderdaad heeft doen voorkomen alsof zij dit overzicht niet kende. Naast de negatieve indruk die eiseres hiermee heeft willen wekken, heeft zij gesuggereerd dat de executeur zo’n € 235.000,- heeft weggesluisd van de rekening van erflaatster sinds het overlijden van de vader van partijen omdat de executeur erflaatster sinds dat overlijden hielp bij het doen van de financiën. Opvallend voor de redeneringen van eiseres die leiden tot haar conclusie dat zij door erflaatster en door de executeur benadeeld is, is dat zij uitgaat van de veronderstellingen 1) dat erflaatster in januari 2001 beschikte over een saldo van € 379.236,- op haar (niet nader genoemde) bankrekeningen 2) dat zij daar bovenop jaarlijks een bedrag van € 20.000,- AOW/ABP ontving dat zij niet of nauwelijks hoefde aan te breken omdat zij sober leefde sinds haar opname in het verpleeg-huis in 2010 zodat 3) een banksaldo van € 650.000,- deel zou moeten uitmaken van de nalatenschap van erflaatster en dat 4) erflaatster aan de executeur een bedrag van
€ 135.959,58 en zijn beide zoons ieder € 139.746,05 heeft geschonken. De executeur heeft al deze veronderstellingen gemotiveerd weersproken waarna eiseres daar niet nader op is ingegaan.

Verder heeft eiseres gesteld dat zij naar aanleiding van de na de comparitie ingewonnen inlichtingen heeft ontdekt dat er gelden door de executeur zijn doorgesluisd naar en ten behoeve van zijn kinderen, welke giften niet zijn vermeld op het overzicht van de executeur. Dat is echter onjuist, de bedragen staan wel in dat overzicht.

De rechtbank houdt het ervoor dat eiseres de executeur in deze procedure in diskrediet heeft willen brengen door de suggestieve stellingen die zij verder niet onderbouwd en door het indienen van incomplete stukken. Gelet op de door de executeur verstrekte overzichten en stukken en het tussen partijen gevoerde debat, komt de rechtbank tot het oordeel dat de executeur aan zijn informatieplicht heeft voldaan en dat er geen grond is om aan te nemen dat er nog giften zijn gedaan door erflaatster die niet door de executeur zijn genoemd maar die wel van belang zouden zijn voor de bepaling van de legitieme vordering van eiseres.

De rechtbank oordeelt dat de berekening van eiseres uitgaat van veronderstellingen die niet houdbaar zijn gebleken. Daarbij komt dat zij bij de berekening van haar legitieme portie ten onrechte de giften die zij zelf van erflaatster heeft ontvangen buiten beschouwing heeft gelaten. Zij heeft in dit verband onvoldoende weersproken dat de giften die zij heeft ontvangen € 110.184,96 bedragen, zoals de executeur heeft berekend. Ondanks de expliciete uitnodiging van de rechtbank daartoe op de zitting, heeft zij nagelaten te onderbouwen dat de aan haar overgeboekte bedragen leningen betroffen (zoals zij ter comparitie aanvoerde). Het door haar gevorderde bedrag van € 124.499,16 zal aldus worden afgewezen.

De rechtbank berekent de legitieme portie op € 114.631,94. Daarvan gaan de door eiseres ontvangen schenkingen af zodat zij nog € 4.446,98 tegoed heeft.

Voor wat betreft de proceskosten overweegt de rechtbank als volgt: eiseres had het recht een procedure te beginnen echter het is risicovol dat zij een zo hoge vordering heeft ingediend met zo weinig onderbouwing. Daarmee heeft zij niet alleen zichzelf maar ook haar wederpartij op onnodig hoge kosten gebracht. Bovendien heeft zij in strijd met artikel 21 Rv gehandeld door de rechtbank onvolledig en niet naar waarheid voor te lichten. De rechtbank ziet in deze wijze van procederen aanleiding eiseres te veroordelen in de kosten van de procedure, in afwijking van het uitgangspunt dat in familiekwesties zoals deze doorgaans tot een compensatie van kosten wordt beslist.

De kostenveroordeling bedraagt € 5.811,00 waardoor eiseres onderaan de streep geen € 124.499,16 krijgt, maar € 1.365,00 moet betalen. En dat is nog exclusief de kosten van haar eigen advocaat.

Lees hier de hele uitspraak.