Van onze advocaat legitieme. De Rechtbank Limburg heeft op 6 december 2017 uitspraak gedaan over een beroep op de legitieme na zuivere aanvaarding van de nalatenschap.

Legitimaris, die nalatenschap zuiver heeft aanvaard, doet een beroep op de legitieme, nadat is gebleken dat het legaat niet kan worden voldaan uit de nalatenschap.

Het beroep op legitieme kan legitimaris niet baten op grond van artikel 4:87 jo 4:79 BW. Bovendien blijft de legitimaris, ondanks de vermindering op grond van artikel 4:120 lid 2 BW (indien de nalatenschap niet voldoende is om daaruit de legaten te voldoen), met het gehele vermogen aansprakelijk op grond van artikel 4:120 lid 5 BW.

Op 27 augustus 2013 is overleden erflater. In zijn testament van 21 februari 2013 heeft erflater het volgende bepaald. Aan eiseres heeft erflater ten laste van zijn gezamenlijke erfgenamen een bedrag van € 100.000,– gelegateerd.

Bij een eerder testament van 21 november 2008, waarop de laatste wilsbeschikking van 27 augustus 2013 een aanvulling is, heeft erflater zijn kinderen ieder voor 49,5% benoemd tot zijn erfgenamen, en zijn echtgenote, voor het resterende gedeelte van 1%.

De genoemde erfgenamen hebben de nalatenschap allen zuiver aanvaard

De legitimaris stelt dat op grond van het bepaalde in artikel 4:117 lid 2 en 3 BW aan haar toekomt het aan haar door erflater gelegateerde bedrag.

Dat bedrag komt volgens haar ten laste van de gezamenlijke erfgenamen (gedaagden) en voor een deel evenredig aan ieders erfdeel.

Op grond van het bepaalde in artikel 4:181 lid 1 respectievelijk 2 onder a BW kan een schuldeiser van de nalatenschap (zoals eiseres als legataris) haar vordering op de
goederen van de nalatenschap verhalen. De erfgenamen, die de nalatenschap zuiver hebben aanvaard, zijn verplicht de schuld uit hun overige vermogen te voldoen.

Beroep op legitieme na zuivere aanvaarding van de nalatenschap

De rechter oordeelt als volgt.

De rechtbank is van oordeel dat de erfgenamen door de zuivere aanvaarding van de nalatenschap erfgenaam zijn geworden.

Door de zuivere aanvaarding zijn de erfgenamen op grond van het bepaalde in artikel 4:182 lid 2 BW van rechtswege schuldenaar van de schulden van de erflater geworden, voor de voldoening waarvan zij met hun gehele vermogen aansprakelijk zijn.

Tot de schulden van de erflater behoort het legaat aan eiseres (artikel 4:117 leden 1 en 2 BW).

Omdat de nalatenschap door erfgenamen zuiver is aanvaard, is het bepaalde in artikel 4:120 BW van toepassing.

Dat artikel bepaalt dat schulden van de nalatenschap uit een legaat slechts ten laste van de nalatenschap worden voldaan, indien alle schulden van de nalatenschap daaruit ten volle kunnen worden voldaan (lid 1) en dat voor zover de nalatenschap niet toereikend is om de schulden uit legaten te voldoen uit de erfdelen van de erfgenamen op wie zij rusten, de schulden worden verminderd (lid 2). Uit het bepaalde in lid 5 van dat artikel volgt echter dat ondanks de vermindering (van lid 2) de erfgenamen met hun gehele vermogen aansprakelijk zijn tot voldoening van het geheel.

Het beroep dat de erfgenamen doen op hun legitieme kan hun niet baten, omdat een inkorting van het legaat op grond van artikel 4:87 BW moet worden ingesteld tegen de erfgenamen, lees gedaagden, en dus gedeeltelijk tegen henzelf (artikel 4:79 BW).

Bovendien kan een dergelijk beroep er slechts toe leiden dat de schuld om het legaat te voldoen uit hun erfdelen wordt verminderd, maar dat laat onverlet dat hetgeen de legataris (eiseres) in toekomt uit haar legaat maar niet kan worden voldaan uit de erfdelen van erfgenamen op grond van een beroep op de legitieme, kan worden verhaald op het gehele privévermogen van de erfgenamen en derhalve niet enkel op hetgeen zij erven (artikel 4:120 lid 5 BW).

De erfgenamen hadden aan die voor hen nadelige gevolgen van de legatering door hun vader van een bedrag van € 100.000,- aan eiseres kunnen ontkomen, door op de voet van het bepaalde in artikel 4:63 lid 3 BW de nalatenschap te verwerpen en gelijktijdig een verklaring af te leggen met de strekking dat zij hun legitieme portie wensen te ontvangen, dan wel door het beneficiair aanvaarden van de nalatenschap.

In het eerst genoemde geval zou het bepaalde in artikel 4:87 BW van toepassing zijn geweest, maar niet het bepaalde in artikel 4:120 BW, omdat zij in dat geval geen erfgenamen zouden zijn geweest, maar schuldeisers van de nalatenschap. Thans kunnen de erfgenamen op grond van het bepaalde in artikel 4:190 lid 4 BW, de nalatenschap niet meer verwerpen of alsnog beneficiair aanvaarden.

De erfgenamen hebben subsidiair een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 4:5 BW en verzoeken de rechtbank in dat verband te bepalen dat het legaat pas hoeft te worden voldaan, indien het huis, dat eigendom is van een naamloze vennootschap waarvan de aandelen behoren tot de nalatenschap van erflater, is verkocht, dan wel uiterlijk na vijf jaar.

De rechter verwerpt dat beroep. De erfgenamen hebben immers reeds twee jaren de tijd gehad om te zorgen dat de nodige financiering voor het aan legitimaris verschuldigde wordt gevonden. Zij hebben ook geen zakelijke of persoonlijke zekerheid voor de betaling van het verschuldigde aangeboden die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven om gebruik te maken van de mogelijkheid om hun nog een termijn te gunnen om het verschuldigde (in termijnen) te betalen.

Daaruit volgt dat de erfgenamen ieder het door legitimaris gevorderde bedrag van € 49.500,– (ieders aandeel in het aan eiseres uit te keren legaat verschuldigd zijn.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over de verdeling en afwikkeling van een nalatenschap, over de uitleg van een testament, over een beroep op de legitieme of op het kindsdeel, overeen legaat of over de zuivere of beneficiaire aanvaarding van een erfenis, belt u dan gerust onze advocaat legitieme op 020-3980150.